• 30 jaar expertise in water
  • Betrouwbare kwaliteit
  • Innovatieve oplossingen
  • Uitstekende service
Terug naar overzicht

Kan ik een infiltratiesysteem overal plaatsen?

Infiltratiesystemen kunnen overlast van regenwater voorkomen. Deze ondergrondse voorzieningen bestaan meestal uit infiltratiekratten of infiltratietunnels. Ze zorgen voor een holle ruimte onder de grond, waarin het regenwater tijdelijk kan worden geborgen en via de bodem en zijwanden geïnfiltreerd kan worden in de bodem.

Wanneer kunt u infiltreren?
Bij de toepassing van een infiltratiesysteem moet u met drie zaken rekening houden:

  1. Het grondwaterniveau
  2. De infiltratiecapaciteit van de bodem
  3. De beschikbare ruimte

1 Het grondwaterniveau
De grondwaterstand met voldoende laag zijn om regenwater te kunnen infiltreren. Dat kan vanaf 80 cm onder maaiveld voor kratten en 1,2m voor infiltratietunnels.. De meeste gemeente hebben een overzicht van de grondwaterstanden. Deze kunt u ook vinden op www.dinoloket.nl

2 Infiltratiecapaciteit van de bodem
De grond rondom het infiltratiesysteem moet voldoende doorlatend zijn om het regenwater weg te kunnen laten lopen. De doorlatendheid wordt bepaald door de grondsoort. Via de gemeente of www.dinoloket.nl kunt u dit achterhalen. De doorlatendheid of infiltratiecapaciteit wordt weergegeven in een K-waarde. Hoe beter de doorlatendheid, hoe hoger de K-waarde. Een K-waarde van 1 betekent dat een regendruppel zich 1 meter verplaatst per 24 uur. Als de K-waarde kleiner is dan 1, dan wordt afgeraden om te infiltreren.
In deze tabel vindt u een overzicht van de K-waarde van verschillende grondsoorten.

Grondsoort Doorlatendheid (K-waarde)
Grind > 200
Grof zand met grind 50 -200
Grof zand 10 -100
Fijn zand 1 -10
Zeer fijn zand 0,001 - 1
Klei/leem < 0,00001

Om de grondsoort te bepalen wordt vaak een sondering uitgevoerd. Daarbij wordt de wrijving van de grond gemeten, weergegeven in een wrijvingsgetal. Zand heeft een wrijvingsgetal van maximaal 2. Hoger dan 2 betekent dat er leem of klei aanwezig is.

3 Ruimte
Er moet voldoende ruimte zijn voor een infiltratiesysteem:

  • Bomen moeten op voldoende afstand staan om wortel ingroei te voorkomen. Daarbij wordt meestal de grootte van de kruin aangehouden voor de afstandsbepaling.
  • De infiltratievoorziening mag niet overbouwd worden en moet minimaal drie meter van een kelder worden geplaatst om instroom van water te voorkomen bij niet-dichte kelders.

Ook moet er een overstort worden aangebracht om overtollig regenwater af te voeren bij hevige regenbuien en moet het systeem voldoende ontlucht worden. Deze functies worden vaak gecombineerd.

Bepaling van de grootte
In deze tabel wordt weergegeven hoe vaak een bepaalde bui voorkomt. Dat is de herhalingstijd. Een T=2 betekent dat deze bui één keer per 2 jaar voorkomt, een T=10 betekent dus één keer per 10 jaar.
Gratis advies

Meestal geeft uw gemeente en/of het waterschap richtlijnen voor de hoeveelheid regenwater die geborgen moeten worden.

U kunt zelf uw infiltratiesysteem uitrekenen, maar wij kunnen dat ook voor uw doen. Stuur dan even een mail naar [email protected]